Gioacchino Rossini (7 februari 1792-13 november 1868) is vooral bekend als opera componist. Veel minder bekend en ook aanzienlijk minder in aantal zijn Rossini's zijn geestelijke composities (11), maar zowel zijn "Stabat Mater", als zijn "Petite Messe Solennelle" horen zeker tot zijn belangrijkste werken. 

Zoals bij veel beroemde componisten kreeg hij zijn eerste muziekonderricht van zijn vader, Giuseppe Rossini, die hoornist en trompettist was. Hij vertrok in 1806 naar Bologna, waar hij studeerde aan het Liceo Musicale. In 1810 kreeg hij zijn eerste compositieopdracht voor een opera. In 1813 boekte hij grote successen met zijn opera's Tancredi en L'italiana in Algeri. In de volgende jaren com-poneerde componeerde hij naast opera seria's ook komische werken (opera buffa's). 

Zijn laatste grote theaterstuk, Guillaume Tell, schreef hij in 1829. In die 19 jaar componeerde hij bijna 40 opera's, soms 4 in een jaar.  Vanaf 1850 kreeg hij problemen met zijn gezondheid, zijn voorliefde voor lekker eten zal hier niet geheel vreemd aan zijn geweest. De Tournedos Rossini, een biefstukje met ganzenlever paté en een saus met truffel, is door de beroemde kok Auguste Escoffier aan hem opgedragen.

Rossini werd begraven op de beroemde Parijse begraafplaats Père-Lachaise. Op verzoek van de Italiaanse regering werden de overblijfselen in 1887 echter verplaatst naar de Basilica di Santa Croce in Florence. Op Père-Lachaise staat dus een lege crypte.

Enkele kenmerken van zijn muziekstijl zijn:

  • virtuoze zangpartijen,
  • zonnige en prettig in het gehoor liggende melodieën,
  • het fameuze Rossini-crescendo (een steeds sterker wordende herhaling van hetzelfde motief),
  • een overwegend homofone stijl.

In de originele partituur schreef Rossini: "Lieve God, hier is het, de arme kleine mis. Is het heilige muziek (musique sacree) die ik geschreven heb, of vervloekte muziek (sacree musique)? Ik ben voor de Opera buffa geschapen, zoals U zeker weet. Een beetje Kennis, een beetje Hart, dat is alles. U zijt geprezen en laat mij toe in het Paradijs.

G. Rossini. Passy. 1863" 

Petite Messe Solennelle. 

Rossini begon met deze compositie in 1863, toen dus 71 jaar oud. Deze mis werd voor het eerst uitgevoerd op 14 maart 1864 ter gelegenheid van de inzegening van huiskapel van de graaf en gravin Pillet-Will, vrienden van de componist. De kleine bezetting die Rossini voorschrijft:"voor 4 stemmen met begeleiding van twee piano's en harmonium." en ook "Twaalf zangers van drie (!) geslachten - mannen, vrouwen en castraten -  zijn voldoende voor de uitvoering, dat betekent acht voor het koor en vier voor de soli".

Opmerkelijk is dat Rossini spreekt van drie geslachten; in die tijd bestonden er nauwelijks meer castraten maar het illustreert wel dat hij totaal geen waardering had voor de ontwikkeling van de zang. De instrumentale bezetting van twee piano's en harmonium was in die tijd in Frankrijk niet ongewoon, ook Gounod en Franck hebben ook geestelijke werken geschreven voor deze bezetting. 

Na de succesvolle oer-uitvoering, die niet publiekelijk toegankelijk was, heeft Rossini op aandringen van zijn vrienden voor de begeleiding een orkestversie geschreven, die doorgaans gebruikt wordt. Wij zijn er best trots op dat wij het stuk in de originele bezetting gaan uitvoeren. Met dien verstande dat de partij voor tweede piano, die vooral bedoeld was als versterking, nu geïntegreerd is in de eerste piano partij.